Dag 10

Woensdag 19 september 2007
Onmacht, wat doe ik hier?

Vandaag gaan we op bezoek naar een vluchtelingenkamp in Eringeti. Op bezoek, het klinkt afschuwelijk en zo zal het ook aanvoelen. We rijden met een shaloom-camionette in volle regenbui naar het uiterste punt van het bisdom Beni-Butembo. Op straat is er geen kat te zien. Op de tonen van Kempische en Vlaamsche liederen dansen we op het beste stukje weg uit heel de buurt. Ik zit naast de chauffeur en af en toe geeft hij wat informatie prijs, al blijft hij bedenkelijk kijken bij al dat gezang. Hier wonen een aantal pygmeeën geeft hij aan, ze zijn zeer gesloten en wensen geen bezoekers. Wat verderop passeren we een bordje met camping erop. Camping hier in Congo, hoe grappig. De chauffeur legt mij uit dat dit inderdaad een camping is, maar voor de rijke mensen wel te verstaan. De rijke klasse uit Beni en Butembo brengen hier regelmatig hun weekend door in luxueuze villaatjes. Verder passeren we een grote basis van de Monuc met een complete vlieghaven. Er staan een 4-tal helikopters. We zitten dicht tegen de grens van Oeganda. In de wouden rondom Eringeti zouden de rebellen afkomstig uit Noord-Oeganda (Het verzetsleger van de Heer) zich schuil houden. Daarom is de Monuc voortdurend alert aanwezig met manschappen. Om hun aanwezigheid te bevestigen vliegen er alsmaar helikopters over het gebied om zo een dreigend conflict te vermijden. De meeste hutten die we zien zijn afgedekt met grote witte plastiek. Ze zijn nog steeds zwaar beschadigd door de plunderingen die zich hier hebben afgespeeld. De situatie is hier amper te volgen.


Teveel vluchtelingen in een klein dorp als Eringeti, het kan niet anders dan voor problemen zorgen. Ik heb er mijn buik vol van moet ik toegeven. Teveel verhalen, ik krijg ze niet meer door mijn keel. Aids, vluchtelingen, verkrachting, armoede, honger… ik kan het niet meer horen. Ik voel mij neergesmeten in een grote pot vol ellende. Ik kom mijn zwakke westerse ik tegen. We worden rondgeleid doorheen een absurditeit van jewelste. We krijgen versleten schoolgebouwen te zien terwijl er een gloednieuw gebouw klaarstaat, alleen zijn er hier ook geen leerkrachten. Zolang ze niet betaald worden, zal er geen les zijn. Kinderen staan verweesd te wachten op hun leerkracht. Een leeg schriftje is daar getuige van. Ik voel mij eerlijk gezegd hopeloos. Het moment van loskomen uit dit gevoel is het beeld van Wim en Lotte die voetballen met een gigantische bende kinderen. Het ziekenhuis, het cachot, de verhalen, ik sluit het voor mij af. De terugtocht naar ons busje is een echte scène uit het journaal waar de unicef-ambassadeur tussen een bende joelende kinderen loopt. Zo voelt het, zo is het ook. Ze zijn werkelijk niet te tellen. Ze lopen mee tot wanneer de grens bepaald wordt. Vanaf hier gaan alleen de blanke verder met de gastheren. Netjes blijft heel de massa staan. De middagmaaltijd is voor mij het ultieme dieptepunt. Een overvolle tafel is voor mij het schrijnende contrast met alle ellende rondom ons heen. Het is moeilijk om dit te plaatsen en het brengt heel wat wrijvingen in de groep. Als je zelf niet in staat bent om dit te verwerken hoe moet je dit dan doen met zo een differente groep, met mensen die je niet ten gronde kent. Ik ben er letterlijk en figuurlijk ziek van. De avond brengt heel wat spanning, ontgoocheling en frustratie.

Congo en zijn problemen, het is als een veel te zware bergwandeling in de mist. Niet de diepte is te zien, niet de top. Alleen de handen van de mens voor en achter je. Maar ik geloof dat eens de zon zal schijnen, zachtjes doorheen de slierten van mist. Hoe mooi Congo dan zal zijn, weten we nog niet.

Geen opmerkingen: